door Robert van Kan
De academische samenwerking en studentenuitwisseling tussen Nederland en China staan onder druk. Optimisme over de schier onbegrensde mogelijkheden voor wetenschappelijke samenwerking en het grote aanbod aan slimme, hardwerkende en zelf-betalende studenten en onderzoekers is omgeslagen naar zorgen over spionage, beïnvloeding en wantrouwen over de ware bedoelingen van Chinese counterparts. Onderzoekssamenwerkingen worden opgeschort, Chinese onderzoekers met een Chinese beurs zijn minder welkom, het aantal Chinese studenten dat is ingeschreven bij de Nederlandse universiteiten is voor het eerst in twaalf jaar gedaald, en het toch al beperkte stroompje Nederlandse studenten naar China is nagenoeg opgedroogd.
Zorgwekkende ontwikkeling
Dit is op verschillende niveaus een zorgwekkende ontwikkeling. Wetenschappelijke samenwerking is allang geen eenrichtingsverkeer meer, waarbij ‘wij brengen en zij halen’. China is inmiddels koploper bij de ontwikkeling van veel cruciale technologieën. Het is voor onze wetenschappers van belang om met de besten in hun vakgebied samen te werken, al was het maar om op de hoogte te blijven van de nieuwste ontwikkelingen en niet achterop te raken.
Minder samenwerking betekent ook minder contact tussen jonge onderzoekers en studenten, en dat betekent minder uitwisseling van ideeën en opvattingen en dus meer onbegrip en wantrouwen. Er groeit in Nederland een nieuwe generatie op met weinig of geen affiniteit met China, terwijl we juist nu meer kennis over China nodig hebben om die cruciale relatie in de toekomst vorm te geven.
En nog belangrijker, oplossingen voor de grote uitdagingen van deze tijd, zoals klimaat en energie, ziektebestrijding en gezondheidszorg, voedselvoorziening en -veiligheid, vrede en veiligheid, en handel en economische ontwikkeling, hebben weinig kans als daarin niet de belangen en denkkracht van 1,4 miljard Chinezen worden meegewogen.
Persoonlijke betrokkenheid
Deze neergaande spiraal gaat mij persoonlijk aan het hart, omdat ik mijn hele werkende leven een poging heb gedaan een steentje bij te dragen aan de verbetering van de academische samenwerking en de in- en uitgaande mobiliteit van studenten.
In het kader van het culturele uitwisselingsverdrag tussen Nederland en China arriveerde ik in september 1990 als vers afgestudeerd historicus en nog-net-geen sinoloog, als student in Beijing. Met mij een groep van 22 Nederlandse studenten, terwijl een even grote groep Chinese studenten een jaar naar Nederland ging. Sinds dat jaar ben ik in China gebleven. Eerst als assistent van de Nederlandse cultureel attaché bij de ambassade. Tien jaar later, in 2001, kreeg ik de leiding over het nieuwe Nuffic kantoor in Beijing.
Van geitenwollen sokken naar strak pak
Gedurende het decennium zag ik de academische samenwerking toenemen en veranderen. In eerste instantie waren het academici uit vooral Wageningen en Delft, die hun Chinese collega’s kwamen uitleggen hoe je water beter kunt managen en meer opbrengst haalt uit een mu grond. Ontwikkelingswerkers waren het feitelijk. China was – zonder dat wij het ons goed en wel realiseerden – aan zijn kennis-inhaalslag begonnen op het gebied van techniek, water en landbouw, maar ook op het gebied van economie, recht en bestuur; het bevorderen van good governance vonden wij immers ook belangrijk.
Richting het einde van het decennium werden geitenwollen sokken ingeruild voor het strakke pak en de glimmende aktetas vol dikke contracten. Chinese onderzoeksinstellingen bleken in toenemende mate bereid om de samenwerking met Nederland uit eigen zak te financieren. Kennisoverdracht werd big business, zeker toen de nieuwe stedelijke middenklasse ook hun kinderen voor studie naar het buitenland ging sturen en Nederland een populaire bestemming bleek.
Geldstromen in stroomversnelling
Academische samenwerking kwam in de jaren 2000 in een stroomversnelling. Sino-Dutch joint research centers en Master programmes, van micro-electronics tot international business and Dutch studies, werden in rap tempo uit de grond gestampt aan de topuniversiteiten in Beijing en Shanghai. Het aantal Chinese studenten aan de Nederlandse universiteiten en hogescholen nam exponentieel toe. Binnen een paar jaar was Nederland een top-tien bestemming voor Chinese studenten. Zelfs de invoering van kostendekkende collegegelden vormde daarvoor geen onoverkomelijk obstakel. Volgens de meest recente tellingen studeren er nu ruim zesduizend Chinese studenten aan de Nederlandse universiteiten en hogescholen en werken er zo’n drieduizend Chinese onderzoekers, waarvan ruim twee derde wordt gefinancierd door de Chinese overheid.
In die jaren namen het marktdenken in de universitaire wereld en daarmee ook de geldstromen zodanig toe, dat ik in 2008 besloot mijn eigen onderwijsadviesbureau op te zetten. Met Edvance Education International hebben wij sindsdien Nederlandse en Europese onderwijsinstellingen geadviseerd bij het vormgeven van hun samenwerking met China. Zo hebben we duizenden studenten geholpen om in het buitenland te gaan studeren. Niet alleen Chinese studenten die in Europa wilden studeren, maar juist ook Europese studenten die een semester kennis wilden maken met China.
Het Kennis-Veiligheids-Mantra
Maar de stemming is de laatste jaren omgeslagen. China, zo luidt de officiële lezing, is niet alleen meer een partner, maar tegelijkertijd een concurrent en zelfs een systeemrivaal. De overheid is op zoek naar een nieuwe balans in de relatie, onder het motto ‘samenwerken waar het kan, afschermen waar het moet’. Meer nog dan van enige andere sector wordt van de academische wereld verwacht dat het veiligheidsdenken centraal stelt bij al haar activiteiten met China: Zo heeft de overheid een ‘Leidraad Kennisveiligheid’ ontwikkeld en een ‘Loket Kennisveiligheid’ geopend, waar universiteiten met vragen terecht kunnen. Een nieuwe wet op de kennisveiligheid is in de maak, die bepaalt dat grote groepen buitenlandse – lees Chinese – studenten en onderzoekers gescreend moeten worden voordat ze bij op ‘gevoelige’ vakgebieden worden toegelaten. Binnen de universiteiten zijn op alle niveaus protocollen, checklists, toolkits en gedragscodes opgesteld. Door deze wirwar en oekazes aan regels en adviezen zien veel universiteiten door de bomen het bos niet meer. Bestuurders nemen daardoor steeds vaker het zekere voor het onzekere, en zien af van nieuwe samenwerkingen of schuiven besluiten voor zich uit. Over-compliance is meer regel dan uitzondering.
Rem op internationalisering
Daar komt nog bij dat de overheid ook werkt aan regelgeving om het aantal internationale studenten terug te brengen. Met name de instroom bij studies met een lagere toegevoegde waarde voor onze economie, zoals psychologie en business moet worden beperkt: de kosten van de opleiding zijn voor ons, de baten voor het eigen land. De enige concrete maatregel die hiertoe vooralsnog is ingevoerd, namelijk dat de universiteit zich niet meer actief in het buitenland mogen profileren, heeft er echter toe geleid dat er voor het eerst minder Chinese studenten naar ons land komen en ook de instroom van studenten uit India en andere niet-Europese landen achterblijft bij onze buurlanden. Jammer genoeg zijn dat juist de studenten met hoge toegevoegde waarde voor ons land, omdat ze vaker technische studies op Masterniveau doen, hun studie zelf financieren en een langere stay rate hebben en gewild zijn bij het Nederlandse bedrijfsleven.
Te lang naïef
Het hoeft geen betoog dat extra waakzaamheid in de samenwerking met China geboden is, bijvoorbeeld op het gebied van intellectueel eigendom, het verzamelen en gebruik van data, wederkerigheid in de samenwerking en dual-use, het aanwenden van kennis die zowel civiele als militaire toepassingen heeft. Het lijdt ook geen twijfel dat we met zijn alleen te lang te naïef zijn geweest over sommige van de Chinese ambities. Sterker nog, het zou mij verbazen als China zijn reguliere relaties met Nederland niet zou gebruiken om heimelijk bepaalde informatie te verzamelen, al was het alleen maar omdat wij, Westerse landen, dat ook met China en met elkaar doen. Ik koester daar weinig illusies over.
Scheve discussie
Het gevaar dreigt echter dat we doorslaan in dat veiligheidsdenken, onder invloed van politieke- en regeldruk, onbegrip en onzekerheid. Het vinden van een balans tussen open wetenschap en veilige grenzen is een heikele onderneming gebleken, met name door de botsende wereldbeelden die daarachter schuilgaan. Niet de botsende wereldbeelden van Chinese versus Nederlandse wetenschappers, want die lopen niet zoveel uiteen. Het gaat om de botsing tussen de academische wereld versus die van de (nationale) veiligheid. De eerste gaat ervan uit dat kennis zich weinig aantrekt van nationale grenzen, de tweede zweert juist bij het optrekken van die nationale grenzen.
Daarbij ruziën de wetenschap en de overheid al jaren over de definities van ‘gevoelige’ technologieën of disciplines en over het nut van het Engels als voertaal in het hoger onderwijs. Allemaal omdat ze de wereld door een totaal andere bril beschouwen. Het is ook een scheef debat, want voor het veiligheidsstandpunt is het meestal voldoende om te verwijzen naar aannames, vermoedens en indirect bewijs voor mogelijke slechte Chinese intenties. De veiligheidsdiensten gaan langs bij onze universiteiten en waarschuwen voor spionage en politieke beïnvloeding door China en andere statelijke actoren, zonder daar enige bewijslast voor aan te voeren. Bij wetenschappers maakt dat doorgaans weinig indruk.
Reflectie
Een recent rapport van het Kennisnetwerk China over de toekomst van de wetenschappelijke samenwerking tussen China en de EU stelt vast dat we te snel zijn veranderd van ‘China-fans’ naar ‘China-sceptici’ en zelfs ‘China-vijanden’. Risicovermijdend gedrag is inmiddels een even groot obstakel voor samenwerking als de mogelijke risico’s zelf. Besluiten worden in toenemende mate genomen op basis van aannames, percepties en beeldvorming, steeds minder op basis van feitelijke vaststellingen. Hierdoor staat de toekomst van de academische samenwerking onder druk. Het debat hierover zou gebaat zijn bij meer feitenkennis, realiteitszin en vertrouwen in de wetenschap, en bij minder speculatie en verdachtmakingen.
Nieuw vuur
Hetzelfde rapport adviseert dan ook dat er meer geïnvesteerd dient te worden in kennis over China. Meer Nederlandse studenten en PhD’ers zouden naar China moeten worden gestuurd om ‘China intelligent’ te worden in plaats van ‘China-onwetend’. Van zo’n aanbeveling gaat mijn hart natuurlijk sneller kloppen, want als geen ander weet ik dat de baten van een tijd in China veel hoger zijn dan de kosten. Maar met de aangekondigde kaalslag in het hoger onderwijs vermoed ik dat het een loze aanbeveling is. Bij Edvance pakken we daarom die handschoen op en werken wij aan een nieuw programma om jaarlijks zo’n 50 Nederlandse studenten naar China te brengen om een semester lang kennis te maken met het China van nu, en met name van de ontwikkeling op het gebied van innovatie en technologie. Het is misschien niet veel, maar zoals Mao het al eens verwoordde: “één vonk kan een prairiebrand veroorzaken”. Hopelijk dragen we daarmee weer een klein steentje bij aan een constructievere kennisuitwisseling met China.
Robert van Kan is directeur van het onderwijsadviesbureau Edvance Education International, gevestigd in Den Haag en Beijing.