Een onafhankelijke vereniging die kennis over, en dialoog met, China als doelstelling heeft.

Een onafhankelijke vereniging die kennis over, en dialoog met, China als doelstelling heeft.

The New China Playbook: Beyond Socialism and Capitalism van Keyu Jin

Boekbespreking door Nout Wellink

        Voor een buitenstaander is China moeilijk te doorgronden. Zo’n buitenstaander botst steeds op interventiegedrag van de overheid dat haaks staat op vrije marktbeginselen. De auteur van dit fascinerende boek, Keyu Jin, probeert duidelijk te maken dat en waarom China’s aanpak (“Playbook”) anders is dan die van het Westen. Anders, soms moeilijk te begrijpen en niet altijd even consistent.

        Jin constateert dat 30 jaar na haar eerste verblijf in de VS nog steeds dezelfde vragen worden gesteld als in 1997. Haar conclusie: zelfs de meest ontwikkelde Amerikaan heeft slechts een beperkt begrip van de gang van zaken in China. Diep en breed geworteld is de overtuiging dat het rampzalig zal mislopen als het land niet convergeert naar westerse waarden, economische systemen en politieke overtuigingen. In haar boek volgt zij een genuanceerdere, complexere en zinvollere benadering. Alleen dan kan worden begrepen welke elementen van het Chinese model cruciaal en permanent zijn, en welke van voorbijgaande aard. Keyu Jin’s analyse is naar mijn oordeel van grote waarde voor iedereen die op enigerlei wijze betrokken is bij China, zoals politici, zakenlieden, en beleggers.

        Jin ziet het model dat in China is gegroeid (“Socialism with Chinese characteristics”) als een uniek mengsel van een centraal geleide economie en een markteconomie, waarin voortdurend een balans wordt gezocht tussen staat, industrie, markt, gemeenschap en individu. De alom aanwezigheid van de Staat (lees Communistische Partij) heb ik zelf sterk ervaren gedurende mijn bestuurlijke betrokkenheid bij twee grote Chinese staatsbanken, BoC en ICBC. Ik onderschrijf Jin’s stelling dat deze dominante aanwezigheid enerzijds een inherent risico voor de Chinese samenleving en economie vormt, maar anderzijds, naar ik heb ervaren, ook een potentiële bron van grote kracht. 

        De ongebruikelijk sterke positie van de Staat is volgens  Jin geworteld in de eeuwenoude bureaucratische structuur van het land en in het staatsbezit van land, grondstoffen, en instellingen. Daarbij is sprake van een dynamische balans tussen de centrale en lokale autoriteiten, met nu en dan duidelijk strijdigheid van beleid. Bij externe schokken of crises – zo merkt Jin op – tendeert de macht naar het centrum te verschuiven. Dat zien we ook in de afgelopen jaren, waarin de grip van de Partij op de samenleving duidelijk is toegenomen. 

        De Partij ziet SOE’s (State Owned Companies) als een cruciaal onderdeel van het Chinese model, onmisbaar voor de realisering van vitale beleidsdoeleinden. Deze ondernemingen zullen, ook bij grote druk van buiten, niet geprivatiseerd worden. De discussie met China moet daarom niet gaan over privatisering, maar over het marktconform functioneren van deze instellingen. Dat is een zinvoller en ook goed bespreekbare benadering, omdat een efficiënte besteding van schaarse middelen uiteraard ook een Chinees belang is. 

        De dominante rol van de Staat wordt door Jin in verband gebracht met het moeilijk grijpbare begrip ‘cultuur’. Schrijfster wijst op het diep in geschiedenis en cultuur van China verankerde paternalisme. Dat kan ik niet beoordelen, maar wel een conclusie die zij naar aanleiding daarvan trekt. Naar haar oordeel is “Stability” de topprioriteit van “China’s fatherly government”. Stabiliteit is inderdaad een sleutelwoord als het gaat om het begrijpen van China. Politieke of economische discussies die een bedreiging voor de stabiliteit vormen, kunnen niet alleen tot verwarring en onvoorziene reacties van de autoriteiten leiden, maar ook tot overreacties, die dan juist weer tot instabiliteit leiden. Begrijpen, zo merkt Jin daarom ook terecht op, is iets anders dan het onverkort goedkeuren van alle acties die op grond van deze topprioriteit worden genomen. In de woorden van de schrijfster is er sprake van een permanent manoeuvreren tussen Scylla en Charibdis.

        Jin’s boek is te rijk aan inhoud om binnen kort bestek diep op de veelheid van door haar genoemde aspecten in te gaan. Laat me er enkele uitlichten die ik uit eigen ervaring herken. Jin verwijst naar de collectieve herinnering aan een nog niet te lang voorbije verleden van honger, ontbering en onzalig hard werken. Die herinnering en de daaropvolgende enorme vooruitgang – zo vertelde ook mij eens een collega – doen hem en anderen met enige mildheid kijken naar fouten die door het huidige bewind worden gemaakt. Op mijn vraag hoelang die mildheid – maar ook de aanvaarding van het hierboven genoemde paternalisme – zou kunnen duren, kwam als weinig concreet antwoord dat flexibiliteit en pragmatisme onderdeel zijn van de Chinese aanpak. “No path is fixed”. Dat spoort met Jin’s constatering dat China constant verandert. Meer ruimte zal gevraagd worden voor en gegeven aan de bescherming van het individu. Overheden zullen ook in toenemende mate verantwoordelijk worden gehouden voor hun daden. 

        Een ander door Keyu Jin genoemd punt van belang is de schaalgrootte van het land en de vaak moordende binnenlandse concurrentie in de private sector. Een combinatie van schaalgrootte en verkeerde centrale impulsen kan uiteraard rampzalig uitwerken. Een afschrikwekkend voorbeeld daarvan is Mao’s keuze voor het Russische industrialisatie-model. Maar schaalgrootte en concurrentie kunnen bijvoorbeeld ook tot niet te evenaren kostenreducties leiden, en daarmee tot fricties in het internationale handelsverkeer. De Chinese economie kan niet begrepen worden zonder dit in de analyses en oordeelsvorming te betrekken.

        De dynamiek van de private sector wordt ook duidelijk zichtbaar in de snelle en brede invoering van nieuwe technologieën. De start-up DeepSeek (een “low cost, high performance large language model”), gelanceerd op 20 januari 2025, heeft een schokgolf veroorzaakt, niet alleen ver buiten China, maar ook daarbinnen. In China veroorzaakte DeepSeek enerzijds een golf van nationale trots, maar anderzijds toch ook wel enige angst – met name onder jeugdige baanzoekers. De schokgolf in de westerse wereld betrof met name de vooruitgang die China had geboekt op het gebied van AI, maar we realiseren ons onvoldoende dat door de verlaging van de kostendrempel de echte schokgolf nog gaat komen. Ondernemingen en overheden in heel China zijn, door de Staat daartoe gestimuleerd, thans een razendsnelle invoering aan het plannen. Hierover verschijnen nu al berichten van bedrijven en lokale overheden in de pers. We moeten om de concurrentie met China aan te kunnen ons niet alleen op de bevordering van technologische hoogstandjes richten, maar ook op het brede, daadwerkelijke gebruik daarvan.  

        Jin ziet innovatie en ondernemerschap als “defining features”, cruciale kenmerken van de Chinese economie. In haar boek probeert ze aan te tonen dat het de combinatie is van sturing op macro- niveau door de Staat en de werking van het marktmechanisme op micro-niveau die binnen zo’n korte termijn hebben geleid tot China’s groei-explosie en de technologische sprong voorwaarts. In China’s hybride model gaat het, ook naar haar waarneming, soms mis door tegenstrijdige mandaten op centraal en lokaal niveau en door spanningen als overheid en markten zich in verschillende richtingen bewegen. Maar flexibiliteit en pragmatisme treden dan corrigerend op: een vastliggend pad naar de toekomst is er niet.

     In het slothoofdstuk snijdt Jin enkele punten aan die nadere reflectie verdienen. Zij wijst op de Chinese traditie het gemeenschapsbelang boven dat van het individu te stellen. Dit staat naar haar oordeel in scherp contrast met de benadering in het Westen. In haar Chinese “Playbook” voor de toekomst ziet zij een zoektocht naar een nieuwe balans tussen grotere gelijkheid en marktinitiatieven, veiligheid en kwaliteitsgroei, zelfredzaamheid en betrokkenheid bij de rest van de wereld. China loopt naar haar oordeel in die zoektocht voorop. “Common prosperity” in China en “shared prosperity” met de rest van de wereld zijn naar haar oordeel cruciale onderdelen van de Chinese toekomststrategie. Deze elementen mist zij in de Westelijke wereld en dit verklaart volgens haar waarom mensen daar bang, boos en gedesillusioneerd zijn. Haar opmerkingen over de aanpak in China van flagrant illegale inkomens, de anti-corruptie campagne en extreem machtige internet giganten, krijgen extra kleur sinds de start van het tweede presidentschap van Trump.

        Nog een andere stelling uit dit buitengewoon lezenswaardige boek verdient aandacht. China, dat lang geleden het rijkste, technologisch meest geavanceerde, en van de beste infrastructuur voorziene land ter wereld was, streeft onvermoeibaar naar een plaats, die recht doet aan haar omvang en ontwikkelingsfase. Het Westen zal naar haar oordeel die realiteit onder ogen moeten zien en accepteren, hoe moeilijk dat misschien ook moge zijn. Jin’s hoopvolle boodschap voor de toekomst is dat onze volkeren meer gemeenschappelijk hebben dan we ons realiseren. Tegelijkertijd waarschuwt zij dat we moeten oppassen een gevaarlijke wereld te creëren “door een transactionele wereldvisie van winnaars en verliezers te propageren, waardoor mensen en naties tegen elkaar worden opgezet”. Dit schreef zij op voordat president Trump aan zijn tweede termijn begon.

Ondanks vele functies en bezigheden in het internationale bankwezen en de universitaire wereld heeft Nout Wellink tijd om te lezen en er voor ChinaNU+ een interessante bespreking over te schrijven. Ditmaal ‘The New China Playbook: Beyond Socialism and Capitalism’ van Keyu Jin. De analyse van deze schrijfster is naar het oordeel van Nout Wellink van grote waarde voor iedereen die op enigerlei wijze betrokken is bij China, zoals politici, zakenlieden, en beleggers.